23283 |
parochie |
parochie:
perochie (L382p Montfort)
|
Een parochie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
26692 |
pasbrug |
pasbalk:
pasbalk (L382p Montfort)
|
Het horizontale balkje, als onderdeel van de licht van handmolens, waar de zwengel en de spil op rusten. De pasbrug is aan één uiteinde scharnierend vastgezet en rust met het andere uiteinde op de lichtboom. [N D, 21]
II-3
|
23231 |
pasen |
pasen:
paose (L382p Montfort),
paösje (L382p Montfort)
|
Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21217 |
pasfoto |
foto:
foto (L382p Montfort),
pasfoto:
pasfoto (L382p Montfort),
tiptop:
Van Dale: II. tiptop (niet alg., en veroud.), 1. fotografisch atelier dat snel pasfotos vervaardigt; -2. foto die in het onder 1. genoemde atelier gemaakt is.
tiptop (L382p Montfort)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L382p Montfort)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18183 |
passen |
passen:
passen (L382p Montfort),
passə (L382p Montfort)
|
nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
31541 |
passersleutel |
passersleutel:
pasǝrslø̜tǝl (L382p Montfort)
|
Soort schroevendraaier met twee punten om de benen van een passer aan te draaien en vast te zetten. Zie ook afb. 202. [N 33, 300f]
II-11
|
23784 |
passiezondag |
passiezondag:
pasjezóndig (L382p Montfort),
pasjezónjig (L382p Montfort),
passiezondaag (L382p Montfort)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
33561 |
pastinaak |
pastenaken:
pastenaak (L382p Montfort),
pasternakel:
WLD
pàsternààkel (L382p Montfort)
|
De pastinaak, de vlezige wortel van de plant met dezelfde naam, die een aromatische smaak heeft (pastenaak, pannenakkerstrung). [N 82 (1981)]
I-7
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pestoear (L382p Montfort),
pəstwu.r (L382p Montfort)
|
Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] || pastoor [RND]
III-3-3
|