21819 |
persoon die traat praat |
zemelaar:
eine zemelair (L382p Montfort)
|
traag praten [lijzen, zemelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
lastige patroon:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
lèstigə pətroon (L382p Montfort),
nietsnut:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
nietsnut (L382p Montfort)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pche (fr.):
pees (L382p Montfort),
pēs (L382p Montfort)
|
perzik [SGV (1914)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reuts:
ryǝts (L382p Montfort),
-
ruets (L382p Montfort),
reutsel:
WLD
reedsel (L382p Montfort)
|
perzikkruid [DC 60a (1985)] || Perzikkruid (polygonum persicaria 20 tot 90 cm hoog. De stengels hebben een vliezig kokertje (tuitje) boven de knopen, de stengels zijn behaard en vaak roodachtig; de bladeren zijn lancetvormig en meestal met een zwarte vlek; de bloemen groeien in dicht [N 92 (1982)] || Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5, III-4-3
|
22556 |
pesten (kaartspel) |
pesten:
peste (L382p Montfort)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19139 |
pesterij |
plaag:
plaog (L382p Montfort),
temptatie:
temtatie (L382p Montfort),
temtatjə (L382p Montfort)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18281 |
pet: algemeen |
muts:
muts (L382p Montfort),
pats:
patzj (L382p Montfort)
|
Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)]
III-1-3
|
20410 |
petekind |
peterkind:
paeterkindj (L382p Montfort)
|
een petekind [patekink] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
22527 |
petoeten, zwikken (kaartspel) |
petoeten:
petoete (L382p Montfort),
petoeten (L382p Montfort),
zwikken:
zwikken (L382p Montfort)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
petrol (L382p Montfort),
petròl (L382p Montfort),
(m.).
petro.l (L382p Montfort),
stinkerd:
stinkert (L382p Montfort)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|