24897 |
schemeren |
schemeren:
sjemere (L382p Montfort),
voor licht dat doorschijnt. het sjemert mig veure ouge; sjeem = schaduw.
sjimmere (L382p Montfort)
|
schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
schemeren:
t sjimmert mich (L382p Montfort),
wemelen:
t wemeltj mich (L382p Montfort)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25023 |
schemering, valavond |
schemer:
sjèmer (L382p Montfort)
|
schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
20510 |
schenkel |
achterbats:
van schaap: schaopbout
achterbats (L382p Montfort),
beenschenkel:
beinschinkel (L382p Montfort),
(?)
beinschinkel (L382p Montfort),
beenschijf:
beinschief (L382p Montfort),
dijbeen:
dijbeen (L382p Montfort),
schenkel:
schinkel (L382p Montfort)
|
Bovenbeen boven de knie. Zie afbeelding 2.39. [N 8, 32.8, 32.9, 32.10 en 32.11] || schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] || soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)]
I-9, III-2-3
|
30119 |
schenkel, formeel |
formeel:
fǝrmēl (L382p Montfort)
|
Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.]
II-9
|
25257 |
schepel, maat van 100 liter |
schepel:
schepel (L382p Montfort)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 100 liter [schepel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21813 |
scherp de waarheid zeggen |
op zijn nummer zetten:
op zie nummər zittə (L382p Montfort),
uitschijten:
oetschieten (L382p Montfort),
uitvegen:
oetvègə (L382p Montfort)
|
iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
32794 |
scherp eggen |
scherp [eggen]:
šɛrǝp (L382p Montfort)
|
Werken met een eg die "scherp" is aangespannen. De tanden van de eg staan dan schuin naar voren gericht en gaan dientengevolge diep door de grond heen. Zie afb. 69. De termen zijn primair van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In streken waar men gezien de grondsoort met één egtype kon volstaan en bij de bestrijding van onkruid uitsluitend of voornamelijk scherp egde, kan voor "scherp eggen" en "onkruid uiteggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest). Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten, zien men de toelichting bij het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b add.; N 11A, 173a; N P, 15a; monogr.]
I-2
|
34199 |
scherp inhebben |
(het) scherp in:
šɛrp en (L382p Montfort)
|
Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53]
I-11
|
17726 |
scherp kijken |
uiteren:
utere (L382p Montfort)
|
kijken: scherp kijken [miere, blieke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|