20962 |
selderij |
selderie:
seldarie (L382p Montfort),
selderie (L382p Montfort),
WLD
sèldərie (L382p Montfort)
|
Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
simmenarie (L382p Montfort)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
31328 |
sergeant |
sergeant:
sǝršant (L382p Montfort)
|
Soort klem om werkstukken vast te klemmen. Het werktuig bestaat uit een geleider waaraan één deel van de bekken vast is bevestigd terwijl het andere deel glijdend heen en weer kan worden bewogen. In het beweegbare deel van de bekken is een draadspil aangebracht waarmee het werkstuk tegen de vaste bek wordt vastgeklemd. Zie ook afb. 62. [N 33, 274]
II-11
|
19778 |
sering |
kruidnagel:
-
kroednagel (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
kruidnageltje:
kroetnègelke (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
pinksterbloem:
pinksterbloom (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
[DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)]
I-7, III-4-3
|
19401 |
servies |
eetgeschier:
eetgescheer (L382p Montfort),
servies:
sərv‧is (L382p Montfort)
|
Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19385 |
sierkleedje, antimakassar |
kleedje:
kleitje (L382p Montfort)
|
Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20569 |
sigarenpijpje |
sigarenspits:
sigare spits (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
spits:
spits (L382p Montfort),
spitsje:
spitske (L382p Montfort)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17752 |
sik |
sik:
sik (L382p Montfort)
|
Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.]
I-12
|
28694 |
sikkel |
(het/de) kromme:
krom (L382p Montfort),
krōm (L382p Montfort),
zekel:
zēkǝl (L382p Montfort)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20031 |
sinningia |
gloxinia:
eigen spelling
kloksinia (L382p Montfort)
|
Sinningia (gloxinia). Kasplanten, ook wel als kamerplanten gehouden, met een knolvormige wortelstok in de grond en langwerpige bladeren (gloksinia, gloksien, klokbloem). [N 92 (1982)]
III-2-1
|