e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluik haar zemelhaar: zemelhaor (Montfort) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren sluimeren: sloe.mere (Montfort) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen kruipen: kroepe (Montfort), sluipen: sloepə (Montfort) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluis sluis: sloes (Montfort, ... ) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
sluisdeur ophaalbrug: ophaol bruk (Montfort), sluisdeur: sloesdeur (Montfort) het ophijsbare deel van een sluis (schoft) [N 90 (1982)] III-3-1
sluismeester sluismeester: sloesmeister (Montfort), sluiswachter: sloes wachter (Montfort) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluiten (van grond) bakken: gebakken (Montfort), hel worden: hèl wère (Montfort) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluitriem sluitingsriem: šluteŋsrēm (Montfort), sluitriem: šlūtrim (Montfort) Riempje waarmee de delen van het haamslot op hun plaats gehouden worden. [JG 1a; N 36, 13] I-10
sluitspeld knipspang: knip spang (Montfort), toespang: toe spang (Montfort, ... ) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
sluitsteen sluitsteen: slūtstęjn (Montfort) De steen die als laatste in het midden van de segmentboog wordt geplaatst. [N 32, 19d; monogr.] II-9