24794 |
bittere scheefbloem |
scheefbloem:
WLD
scheef bloom (L382p Montfort)
|
Bittere scheefbloem (iberis amara). De stengel is iets houtig; de bladeren zijn niet overblijvend, behalve soms de allerbovenste, de bladeren zijn tevens getand; de bloemen zijn wit of iets roze en groeien in gewone langwerpige, niet in platte, trossen. V [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24712 |
bitterzoet |
stinkhout:
WLD
stink hout (L382p Montfort)
|
Bitterzoet (solanum dulcamara). Een 30 tot 200 cm grote heesterplant, met wat houtachtige stengels en windende takken; de bladeren zijn eivormig, met twee slippen aan de voet, spits. De bloemen groeien in losse trossen en zijn violet van kleur, met grote, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
18113 |
blaar |
blaar:
blaor (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
Blaar: blaasachtige opzetting van de huid (blaar, blein). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23574 |
blaasbalg van het orgel |
blaasbalg:
blaosbalk (L382p Montfort),
bloasbalg (L382p Montfort),
bloasbalk (L382p Montfort)
|
De blaasbalg van het orgel. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31233 |
blaasbalgklep |
inlaat:
enlǭt (L382p Montfort),
uitlaat:
ūtlǭt (L382p Montfort)
|
In een blaasbalg met twee compartimenten, zowel de benaming voor de aanvoerklep voor de lucht als voor de klep in het vaste tussenschot waardoor de lucht van de ene kamer in de ander geperst kan worden en via de luchtleiding naar het smidsvuur kan stromen. Op deze wijze ontstaat een onafgebroken luchtstroom. Zie voor het woordtype fok ook het lemma "trekopeningen" in Wld ii.8, pag. 62. [N 33, 14; N 33, 15]
II-11
|
31235 |
blaasbalgpijp, luchtaanvoerleiding |
lochtleiding:
lǫxlęjeŋ (L382p Montfort)
|
De leiding die de lucht van de blaasbalg naar het vuur voert. Bij ouderwetse smidsvuurhaarden werd de luchtstroom aan de zijkant van het smidsvuur toegevoerd. De blaasbalgpijp liep daarbij in een verbreed uiteinde uit dat één geheel uitmaakte met een dikke ijzeren plaat, het oogijzer. Deze plaat was met ijzeren bouten aan de brandmuur verankerd. Bij moderne smidsvuurhaarden mondt het uiteinde van de luchtaanvoerleiding uit in de onder de vuurhaard aangebrachte smidsvorm of windkast. Zie ook afb. 6 en het lemma "smidsvorm, blaasgat". [N 33, 20]
II-11
|
31232 |
blaasbalgtrekker |
trekketting met handvat:
trekkęteŋ met hantj˲vat (L382p Montfort)
|
De ketting waarmee de smidsblaasbalg via een hefboom en trekstangen in beweging wordt gebracht. [N 33, 13]
II-11
|
18096 |
blaasontsteking |
blaasontsteking:
blaosontstèking (L382p Montfort),
druppelpis:
druppelpis (L382p Montfort)
|
Blaasontsteking: ontsteking van de urineblaas (koupis, droppelpis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18092 |
blaassteen |
blaaspijn:
blaospien (L382p Montfort)
|
Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blaad (L382p Montfort)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|