20590 |
snoepen |
slokken:
schlokke (L382p Montfort)
|
snoepen [SGV (1914)]
III-2-3
|
20549 |
snoepgoed |
lekker:
lekkere (L382p Montfort),
lekkergoed:
lekkergood (L382p Montfort),
slok:
slòk (L382p Montfort),
slokgoed:
slók good (L382p Montfort),
slókgood (L382p Montfort),
snoep:
snoep (L382p Montfort),
zoetigheid:
zeutigheid (L382p Montfort)
|
snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20550 |
snoepje |
babbeltje:
babbeltje (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort),
lekkertje:
lekkərkə (L382p Montfort),
snoepje:
snoepje (L382p Montfort)
|
snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33996 |
snoer |
smikketouw:
smekǝtǫu̯ (L382p Montfort)
|
Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.]
I-10
|
17753 |
snor |
snorrenbaard:
schnorrebaard (L382p Montfort)
|
snorbaard [SGV (1914)]
III-1-1
|
25048 |
snorren |
snorren:
snorren (L382p Montfort)
|
een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
22472 |
snorrepijp |
hor:
hor (L382p Montfort)
|
Het zelfgemaakte speelgoed bestaande uit een stukje karton of een dun plankje dat de kinderen snel ronddraaien en dat een snorrend geluid kan maken [snorrebot, hor, snorrepijp]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34510 |
snot |
snot:
snot (L382p Montfort)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
18026 |
snotneus |
aap:
aap (L382p Montfort),
snotnaas:
snotnaas (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
snotterbel:
snooterbel (L382p Montfort),
snotterkuiken:
snoterkuikə (L382p Montfort),
snotternaas:
snooternaas (L382p Montfort)
|
een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)]
III-1-4
|
18025 |
snottebel |
snotterbel:
snoterbel (L382p Montfort),
snotterkuiken:
FAND: [y.] vocalisme < wgm. iu (krt. 83: kuiken
snoterkuke (L382p Montfort)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|