18027 |
snotteren |
snotteren:
snoteren (L382p Montfort),
snottərə (L382p Montfort)
|
Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20567 |
snuifje |
snuif:
snoef (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21858 |
snuisterij |
snuisterij:
snoesterie (L382p Montfort),
snuisterie (L382p Montfort)
|
een klein sieraad, een aardig prulletje van geringe waarde [snuisterij, snuiselderij] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17590 |
snuit |
snoet:
schnoet (L382p Montfort),
snoets:
snoetsj (L382p Montfort),
WLD
snoets (L382p Montfort),
snuit:
schnoet (L382p Montfort),
snuits:
snōētsj (L382p Montfort),
snuts (L382p Montfort)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] || Snuit [SGV (1914)]
I-12, III-1-1, III-4-2
|
34612 |
snuit van de wagen |
snuit:
snūts (L382p Montfort)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|
17841 |
snurken |
snurken:
snorke (L382p Montfort)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18971 |
sober |
sober:
sober (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
afkerig van overdaad of overmaat [sefiel, sober] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19736 |
soda |
soda:
zōdā (L382p Montfort)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20664 |
soep |
sop:
soep (L382p Montfort)
|
soep [SGV (1914)]
III-2-3
|
20882 |
soepkip |
hen:
Dus geen aparte naam!
h‧in (L382p Montfort)
|
kip in water gekookt [N 37 (1971)]
III-2-3
|