32209 |
spaken snijden |
speken snijden:
spęjkǝ snījǝ (L382p Montfort)
|
Met behulp van het snijmes de spaken in model snijden. In modernere wagenmakerijen werden deze werkzaamheden met behulp van een speciale houtbewerkingsmachine uitgevoerd. [N G, 11b]
II-12
|
32218 |
spakentrekker |
praam:
prām (L382p Montfort),
spanhout:
spanhǫwt (L382p Montfort)
|
Houten werktuig, bestaande uit twee houten stokken die aan de bovenzijde verbonden zijn met een touw of ketting. Met behulp van de spakentrekker worden er van de in de naaf gedreven en reeds gerichte spaken steeds twee omvat en bijeengetrokken, zodat de velgspaakpennen precies in de spaakgaten van een velgsegment passen. Het velgsegment kan er dan met behulp van een hamer op worden geslagen. Zie ook afb. 190. In Oirsbeek (Q 33) werden de spaken met behulp van een ketting (kɛtǝ) bij elkaar getrokken.' [N G, 10a-b]
II-12
|
25273 |
span, maat tussen duim en pink |
span:
span (L382p Montfort)
|
de maat die een lengte aangeeft van 20 cm [span] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
31765 |
spanlat van de spanzaag |
klungelaartje:
kløŋǝlē̜rkǝ (L382p Montfort),
spanlatje:
spanlɛtjǝ (L382p Montfort),
vregelaartje:
vręjǝlē̜rkǝ (L382p Montfort)
|
Latje waarmee het spantouw aangedraaid wordt om de zaag op te spannen. Om te voorkomen dat het touw ontspant, zet men het latje vast achter de spanregel. Zie ook afb. 18. [N 53, 8b; N I, 1b; monogr.]
II-12
|
17830 |
spannen |
spannen:
spanne (L382p Montfort)
|
spannen [SGV (1914)]
III-1-2
|
31763 |
spanregel van de spanzaag |
brug:
brø̜k (L382p Montfort)
|
De houten lat die de twee spanzaagarmen in het midden met elkaar verbindt. Achter de spanregel wordt de spanlat vastgezet die ervoor zorgt dat het zaagblad op spanning blijft. Zie ook afb. 18. [N 53, 8f; N I, 1, add.]
II-12
|
33743 |
spanstokje |
spanpaal:
spanpǭl (L382p Montfort)
|
Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65]
I-8
|
31760 |
spanzaag |
raamzeeg:
rāmzē̜x (L382p Montfort)
|
Handzaag, bestaande uit een houten raam waarin het zaagblad kan worden opgespannen. Zie ook afb. 18. Er bestaan diverse uitvoeringen van dit werktuig die voor verschillende werkzaamheden worden gebruikt. Zie ook de lemmata ɛschulpzaagɛ, ɛpenzaagɛ en ɛdraaizaag, keerzaagɛ. De spanzaag bestaat uit een horizontale lat, de spanregel, waarbij aan de uiteinden twee verticale, beweegbare latten zijn bevestigd. Het zaagblad wordt aan de onderzijde van deze twee latten met behulp van twee knoppen vastgezet. Om het zaagblad te spannen wordt er rond de bovenzijde van de twee latten een touw gelegd, dat met behulp van een spanstokje wordt strakgedraaid. Als het touw, en dus ook het zaagblad, de vereiste spanning hebben, wordt het spanstokje achter de spanregel vastgezet. In het zaagblad van de kortzeeg (kǫrt˲zē̜x), die in Neeritter (L 321) door de wagenmaker werd gebruikt, ontbrak om de drie tanden één tand. Op deze wijze kon het zaagmeel tijdens het zagen beter uit de zaagsnede verwijderd worden.' [N 47, 13a-b; N 53, 1b; N 53, 6a; N 53, 8; N I, 1; N 18, 128 add.; monogr.]
II-12
|
31762 |
spanzaagarmen |
armen:
ɛrmǝ (L382p Montfort),
ɛ̄rm (L382p Montfort)
|
De twee korte, verticale delen waartussen het zaagblad door middel van de stelknoppen ingespannen wordt. De armen dienen bij sommige spanzagen ook als handvat. Zie ook afb. 18. [N 53, 8e; N I, 1 add.]
II-12
|
24618 |
spar |
spar:
WLD
spàr (L382p Montfort),
zilverspar:
zilver spar (L382p Montfort)
|
De spar (i.h.b. de fijnspar, zilverspar) (spar, mast). [N 82 (1981)]
III-4-3
|