18775 |
stof |
stof:
staof (L382p Montfort),
stoaf (L382p Montfort)
|
stof [DC 23 (1953)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
19430 |
stof afnemen |
stof vegen:
stof vegen (L382p Montfort),
stōͅf ˃v‧ēͅgə (L382p Montfort)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24928 |
stof, zandx |
stof:
(Duitsche: st).
staof (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
stof [SGV (1914)]
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
blik:
blee.k (L382p Montfort),
bleͅk (L382p Montfort),
blik (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] || stofblik [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
stek:
stèk (L382p Montfort),
wits:
ein wietsj (L382p Montfort),
wits (L382p Montfort)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
31308 |
stokbeitel |
metaalbeitel:
mǝtālbęjtǝl (L382p Montfort),
sleuvenbeitel:
slø̜vǝnbęjtǝl (L382p Montfort),
warme doorslag:
wɛrmǝn dōrslāx (L382p Montfort)
|
In het algemeen een beitel met een steel. De stokbeitel wordt gebruikt voor het doorhakken, afhakken en splijten van warm of koud metaal. De smid houdt het werkstuk met een tang met de linkerhand op het aambeeld en zet met de rechter de beitel op de juiste plaats. De voorslager slaat vervolgens met een voor- of zijhamer op de kop van de beitel. Een beitel voor het bewerken van warm ijzer is altijd van een steel voorzien. Zie ook afb. 48. [N 33, 110; N 33, 113; N 33, 221; monogr.]
II-11
|
20033 |
stokroos |
stokroos:
eigen spelling
stokroos (L382p Montfort)
|
stokroos (althea rosea L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|
20519 |
stokvis |
gedroogde vis:
gedreugde veis (L382p Montfort),
gedreugdje vis (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
bolling; Hoe noemt U: Gezouten en gedroogde vis (bolling) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
stola (L382p Montfort)
|
De stola, de stool. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24995 |
stollen |
stollen:
(Duitsche: st).
stolle (L382p Montfort)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|