e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

Gevonden: 5966
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bleek, flets zien blass (du.) uitzien: hae zuut [blas oe.t} (Montfort), bleek uitzien: hae zuut [blei.k oe.t} (Montfort), een blasse (du.) kleur hebben: hae [h‧aet} ən blassə [kl‧uer} (Montfort), pips kijken: hae kiĕk [pee.ps} (Montfort) bleek (hij ziet er bleek uit) [N 37 (1971)] III-1-2
bleke steen (een) bleke: ēnǝ blęjkǝ (Montfort) Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.] II-8
bles bles: blɛs (Montfort) Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b] I-11
blij blij: bliej (Montfort) blij [SGV (1914)] III-1-4
blijven hangen, blijven plakken kleven: kleven (Montfort), plakken: plèkkə (Montfort), pleisteren: pleistərə (Montfort) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blieve (Montfort), blievə (Montfort), wachten: wachte (Montfort), wagtə (Montfort) ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pē̜rstɛnj (Montfort) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
blikaars blikaars: blikaars (Montfort), uitslag: oetslaag (Montfort), zweren: zwèrə (Montfort) Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker(d), blik, smet). [N 84 (1981)] III-1-2
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Montfort, ... ), (m.).  bliksem (Montfort), flikker: flikker (Montfort) bliksem [SGV (1914)] || bliksem, elektrische vonk die bij onweer van de ene wolk naar de andere of naar de aarde overspringt [bledderum, vuurlicht, weerlicht] [N 81 (1980)] || bliksemschicht, bliksemstraal [weerlicht, blidderum] [N 22 (1963)] III-4-4
bliksemafleider bliksemafleider: bleksəmāfl‧eͅi̯ər (Montfort), bliksemaafleier (Montfort) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1