25198 |
stuiven van droog zand of stof |
mouwen:
’t mooitj (L382p Montfort),
stuiven:
’t stuuf (L382p Montfort),
(Duitsche: st).
stijve (L382p Montfort)
|
beginnen te stuiven (er waait droog en fijn zand rond bij winderig weer] [stieven, smoren, mouwen, stobberen, stubbelen] [N 22 (1963)] || stuiven [SGV (1914)]
III-4-4
|
21377 |
stuiver |
stuiver:
Opm. Duitse st.
stuver (L382p Montfort)
|
stuiver [SGV (1914)]
III-3-1
|
33643 |
stuk grond |
perceel:
perceel (L382p Montfort),
stuk:
støk (L382p Montfort),
stø̜k (L382p Montfort)
|
Een stuk land, een perceel grond, in het algemeen. [N 27, 2a en 5; Vld.; N 11A, 106 add.; monogr.]
I-8
|
34023 |
stuks -vee |
beesten:
bīǝstǝ (L382p Montfort),
stuk (vee):
støk (L382p Montfort)
|
Een boer heeft 10, 12, 14 enz. stuks vee. [N 3A, 2]
I-11
|
18929 |
stuntelen |
haspelen:
haspələ (L382p Montfort),
stuntelen:
stuntelen (L382p Montfort),
stuntələ (L382p Montfort),
treuzelen:
treuzələ (L382p Montfort)
|
moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20847 |
suiker |
suiker:
sokker (L382p Montfort)
|
suiker [SGV (1914)]
III-2-3
|
33230 |
suikerbiet |
suikermoortje:
sǫkǝrmȳrkǝ (L382p Montfort)
|
Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
20543 |
suikerklontje |
klontje:
kluntje (L382p Montfort, ...
L382p Montfort,
L382p Montfort),
suikerklontje:
sòkkərklu‧ntjə (L382p Montfort)
|
klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20358 |
suikeroom |
suikeroom:
sokkerome (L382p Montfort)
|
erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20260 |
suikertante |
suikertant:
sokkertant (L382p Montfort)
|
erftante (suikertante) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|