25310 |
talie, maat van 1/8 el (8,5 cm) |
talie:
tallie (L382p Montfort)
|
de maat die een lengte aangeeft van 8,5 cm, 1/8 deel van een el [tallie, talie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17760 |
tand |
tand:
tandj (L382p Montfort)
|
tand [SGV (1914)]
III-1-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
tenj (L382p Montfort)
|
tanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
poĕts ich mich de te:nj (L382p Montfort)
|
Elke avond poets ik mijn tanden. [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tɛnj (L382p Montfort)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandborstel:
ta:ndjbustel (L382p Montfort)
|
Tandenborstel [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18732 |
tandenstoker |
tandenstoker:
tande steuker (L382p Montfort),
tandəstuikər (L382p Montfort)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
ta:ndjpasta (L382p Montfort)
|
Tandpasta [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandjpien (L382p Montfort)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
31212 |
tandrad, tandwiel |
tandrad:
tantjrāt (L382p Montfort)
|
Wiel dat op de omtrek van tanden voorzien is; deze tanden grijpen weer in die van een ander tandrad of een tandstang. Tandraderen dienen om de draaiende beweging van een as op een andere as over te brengen. [N 33, 280a; monogr.; div.]
II-11
|