33597 |
ui, ajuin |
ooj:
ooj (L382p Montfort)
|
I-7
|
33788 |
uier |
oer, ouwer:
ūi̯ǝr (L382p Montfort),
uier:
yi̯ǝr (L382p Montfort),
ȳi̯ǝr (L382p Montfort),
īǝr (L382p Montfort),
ūi̯ǝr (L382p Montfort)
|
[JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.]
I-11, I-9
|
34157 |
uieren |
uieren:
(de koe) ȳjǝrt (L382p Montfort),
yǝrǝ (L382p Montfort)
|
Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.]
I-11
|
24260 |
uil |
uil:
uul (L382p Montfort)
|
uil [SGV (1914)]
III-4-1
|
18896 |
uitblinken |
uitblinken:
oet blinken (L382p Montfort),
oetblinkə (L382p Montfort)
|
schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19028 |
uitbrander |
rappelement:
replement (L382p Montfort),
uitschieter:
oetschieter (L382p Montfort),
oetschietər (L382p Montfort)
|
een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)] || een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18805 |
uitdenken |
bedenken:
bədinkə (L382p Montfort),
uitprakkiseren:
oet prakiseeren (L382p Montfort),
oetprakkəzeerə (L382p Montfort)
|
door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21827 |
uiten |
uitspreken:
oet spreke (L382p Montfort),
oetsprèkə (L382p Montfort)
|
uitspreken; te kennen geven [uiten, uiteren, lossen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
34189 |
uiterontsteking, mastitis |
ontsteking:
ontsteking (L382p Montfort)
|
Door het feit dat de natte spenen (melk) een geschikte voedingsbodem vormen voor bacteriën en door de plaats van de uier (mest en vuil) is de kans op infectie groot. Streptococcen zijn de belangrijkste ziekteverwekkers. Bij een acute ontsteking is de uier gezwollen, pijnlijk en rood. De melk is meestal waterachtig en bevat vlokjes. Bij slepende gevallen vertoont de uier plaatstelijk knobbels en verhardingen. De melk ziet er meestal normaal uit (Berns, blz. 118). Zie ook wbd I.3, blz. 461. [N 52, 5a; A 48A, 10a; monogr.]
I-11
|
21443 |
uitgaan |
aan de zwier gaan:
aan də zwier gaon (L382p Montfort),
de cafs afgaan:
de cafés aafgaon (L382p Montfort),
op route gaan:
op roet gaon (L382p Montfort),
pierewaaien:
pierswaagə (L382p Montfort)
|
uitgaan, cafés bezoeken, aan de zwier gaan [lelijkeren, op de scheut gaan] [N 87 (1981)]
III-3-1
|