23907 |
van de duivel bezeten |
van de duivel bezeten:
vannen duvel bezaete (L382p Montfort)
|
Van de duivel bezeten [mit der duvel bezaese]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34497 |
van de leg afraken |
van de leg af:
van dǝ lęk āf (L382p Montfort)
|
[N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.]
I-12
|
23001 |
van een glijbaan glijden |
roetsjen:
/
Roetsje (L382p Montfort)
|
glijen [SND (2006)]
III-3-2
|
19236 |
van katoen geven |
lament geven:
lamentj geve (L382p Montfort),
zich inspannen:
zich inspannə (L382p Montfort)
|
alle kracht inspannen om iets op tijd klaar te hebben [lament geven, buzze geven, kemp geven, draad geven, kletsoor geven] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34489 |
van veren wisselen |
ruizelen:
rȳzǝlǝ (L382p Montfort)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
22355 |
van zijn plaats rollen |
uitdraaien:
oetdreje (L382p Montfort),
witsen snijden:
witse sniee (L382p Montfort)
|
Van zijn plaats rollen, gezegd van een tol die uitgedraaid is [binnen, birzen, bizzen, brienen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
26250 |
vang |
praam:
prām (L382p Montfort)
|
Algemene benaming voor de gehele reminrichting aan het aswiel van windmolens. De vang bestaat uit een houten of stalen ring, al dan niet uit één stuk, die onder invloed van een zwaar gewicht, de vangbalk , om een houten wiel wordt geklemd. Het afremmen van de as met het gevlucht gebeurt aan de voet van de molen of op de zwichtstelling met behulp van het vangtouw. Zie ook afb. 51. Men onderscheidt twee typen vanginrichtingen, namelijk de blokvang en de hoepelvang. Tot de blokvang behoren de Vlaamse vang en de Hollandse vang of stutvang. De hoepelvang kan worden onderverdeeld in de houten- en stalen hoepelvang. Zie voor de benamingen van de diverse typen van vanginrichtingen de lemmata ɛhoepelvangɛ, ɛblokvangɛ, enz.' [N O, 12a; A 42A, 79; Sche 57; monogr.; N D, 33 add.]
II-3
|
22352 |
vanger bij krijgertje spelen |
pakker:
pakker (L382p Montfort),
vanger:
vanger (L382p Montfort)
|
De persoon die vangt bij het krijgertje spelen [pakker, seseur]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34088 |
vangplooi |
vang:
vaŋ (L382p Montfort)
|
Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115]
I-11
|
18808 |
vanzelfsprekend |
allicht:
allig (L382p Montfort),
natuurlijk:
natuurlek (L382p Montfort)
|
vanzelfsprekend, natuurlijk [ralik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|