19127 |
vleier |
flikflooier:
flikfloojər (L382p Montfort),
kontenkruiper:
kontje kruiper (L382p Montfort),
kontəkruupər (L382p Montfort)
|
een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34380 |
vleiwoord tot de zogende zeug |
kuus, kuus:
kuš, kuš (L382p Montfort)
|
Een vleiwoord roepen tot de zogende zeug om deze gerust te stellen. In plaats van roepen kan men strelen, met de emmer rammelen, de zeug krabben, klakkende of smakkende geluiden maken met de tong. [N 19, 11c]
I-12
|
34378 |
vleiwoord voor het varken |
varkentje:
vɛrkskǝ (L382p Montfort)
|
[VC 14, 2c v]
I-12
|
33775 |
vlekje op de neus |
snep:
snep (L382p Montfort)
|
Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c]
I-9
|
34348 |
vlekziekte |
brand:
branjtj (L382p Montfort),
schurft:
šørf (L382p Montfort),
vlekziekte:
vlekziekte (L382p Montfort)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
22154 |
vleugel |
vlerk:
vlerk (L382p Montfort),
vleugel:
vleugəl (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
vork:
vǫrk (L382p Montfort)
|
Een u-vormig houten voorwerpje met haken op beide armen waar in het midden de spil doorloopt die er vast in is bevestigd en waarop de klos los ronddraait. De snaar loopt tweemaal om het drijfwiel en doet door middel van de kleinere snaarschijf die vast aan de klos zit en door middel van de grotere snaarschijf, de ø̄trendelø̄, die vastgeklemd zit aan de spil respectievelijk klos en vleugel draaien, waarbij de klos sneller draait dan de vleugel, omdat de snaarschijf aan de klos kleiner is dan de snaarschijf die we trendel noemen (WBD II.4, pag. 929). Zie afb. 52. [N 34, B13] || vleugel || vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
II-7, III-4-1
|
33141 |
vleugels in de wanmolen |
vleugels:
vlø̄gǝls (L382p Montfort)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
plagen:
plaoge (L382p Montfort)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24444 |
vliegend ongedierte |
gewormel:
Veldeke
gewirmel (L382p Montfort)
|
vliegend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
19452 |
vliegenraam, hor |
hortje:
heurke (L382p Montfort),
vliegengaas:
hier ben ik niet zeker van (geenqeteerde) ik meen dat mijn moeder dit vle?gegaa:s of vle?geraaÚm (vl‰g\\r?Åm) noemde
vlēgəg‧ās (L382p Montfort),
vliegenraam:
vl‰geraaÚm
vlēgər‧ām (L382p Montfort)
|
Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|