e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Montfort

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorbidden voorbeden: veurbaeje (Montfort), veurbeeje (Montfort) Voorbidden. [N 96B (1989)] III-3-3
voorde, doorwaadbare plaats doorlaat: doorlaot (Montfort), doorvaart: doorvaard (Montfort), voorde: voorde (Montfort), waadplaats: waai plaats (Montfort) de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)] III-4-4
voorgeborchte voorgeborchte: veurgeborchte (Montfort) Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)] III-3-3
voorgeborchte van de biechtstoel biechtbankje: biegbänkske (Montfort) Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)] III-3-3
voorgevel buitenmuur: būtǝ[muur] (Montfort), gevelmuur: gevelmuur (Montfort) De muur die de voorzijde van het bouwwerk vormt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(muur)' het lemma 'Muur'. [N 31, 33a; monogr.] II-9
voorhamer voorhamer: vø̜rhāmǝr (Montfort), zware hamer: zwǭrǝ hāmǝr (Montfort, ... ) Zware ijzeren hamer met een lange steel die wordt gebruikt om breuksteen stuk te slaan. Zie ook afb. 13. [N 30, 18c] || Zware, ijzeren hamer met lange steel die met beide handen vastgehouden wordt. De pen van deze hamer staat meestal dwars ten opzichte van de steel. Zie ook afb. 35 en 36. Volgens het Tungelroys woordenboek (pag. 245) en het Tongers woordenboek (pag. 661) werd de voorhamer gebruikt bij het grove en zware werk. [N 33, 69; N 64, 40h; N 66, 26; L B2, 233; monogr.] II-11, II-9
voorijzer voorijzer: vø̄rīzǝr (Montfort) Hoefijzer voor de voorhoef van het paard. De vorm van het voorijzer is doorgaans ronder dan dat van het achterijzer. Zie ook afb. 223a. [N 33, 353; N 33, 354a; monogr.] II-11
voorklauw teen: tēn (Montfort), voorklauw: vø̄rklau̯w (Montfort) Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b] I-11
voorknie knie: knii̯ (Montfort) Knie van een voorbeen. Zie afbeelding 2.22. [JG 1a, 1b; N 8, 32.5, 32.9, 32.10 en 32.11] I-9
voorloper voorloper: vø̄rlø̜jpǝr (Montfort) Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.] II-12