23566 |
voorzanger |
voorzanger:
veurzenger (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
Een voorzanger [veurzenger,-zinger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18911 |
voorzichtig |
voorzichtig:
veurzichtig (L382p Montfort),
veurzigtig (L382p Montfort)
|
rekening houdend met wat er zou kunnen gebeuren, zorg dragend dat er niets verkeerd gaat [listig, roekelijk, voorzichtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28507 |
voorzwerm |
hoofdzwerm:
højt˲zwɛrm (L382p Montfort)
|
De eerste zwerm, gewoonlijk in juni. Een deel van een bijenvolk verlaat met de oude koningin korf of kast. Wie met de zwerm meetrekt, schijnt niet meer naar de oude woning om te zien (De Roever, pag. 34). De zwerm laat een aparte zwermtoon horen. [N 63, 29b; JG 1b; N 63, 37e; A 9, 6]
II-6
|
33175 |
vorentrekker |
vorenhoger:
vorǝhø̄gǝr (L382p Montfort)
|
Het gereedschap, een soort hak met een pijlpuntig blad, om pootvoren te trekken. In sommige gevallen, zoals in lijst N 18, werd aan de zegslieden het gevraagde gereedschap alleen getoond op een tekening en werd hun gevraagd het stuk gereedschap te benoemen. In andere gevallen, zoals in lijst N 12 over de aardappelteelt, werd een stuk gereedschap omschreven en werd het doel aangegeven. De opgaven die deze verschillende vragen opgeleverd hebben zijn niet altijd eenduidig te onderscheiden. In dit geval van de vorentrekker blijkt uit de antwoorden dat men het gereedschap en met name de grotere exemplaren, ook kan gebruiken om aan te aarden. Zodoende lopen de termen van dit lemma gedeeltelijk parallel met die uit paragraaf 3. Zie derhalve ook de lemmaɛs Aardaardhak, Aanaardploeg en Aanaardhandploeg [N 18, 43; monogr.]
I-5
|
19712 |
vork |
fourchette:
versjet (L382p Montfort)
|
vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)]
III-2-1
|
34611 |
vork van de wagen |
voorvork:
vø̄r[vork] (L382p Montfort)
|
Het geheel van de twee schuin naar achter lopende balken die boven het asblok bevestigd zijn en waartussen aan de voorzijde de dissel is geplaatst. Deze balken maken deel uit van het voorstel van de langwagen. [N 17, 44b; N G, 70e; JG 1b; JG 1d]
I-13
|
24033 |
vormbewijs |
vormbriefje:
vormbreefke (L382p Montfort)
|
Het bewijs dat men gevormd is, vormbriefje [firmbrifje]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24031 |
vormen |
vormen:
vorme (L382p Montfort)
|
Vormen, het Vormsel toedienen [firme, fierme]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23343 |
vormsel |
vormsel:
vormsel (L382p Montfort)
|
Het Vormsel [firmoeng]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25202 |
vorst, het vriezen |
gevreur:
gevreur (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
vorst (vriezend weer) [SGV (1914)] || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)]
III-4-4
|