18128 |
waterpokken |
waterpokken:
waterpokken (L382p Montfort),
waterpokkə (L382p Montfort)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
31336 |
waterpomptang |
buizentang:
bȳzǝtaŋ (L382p Montfort)
|
Stalen, verstelbare tang voor het vastgrijpen en monteren van pijpmateriaal, het vast- en losdraaien van moeren, etc. De tang heeft een getande, ronde bek waarmee het materiaal kan worden vastgeklemd. De afstand tussen de bekken van de tang is verstelbaar. Zie ook afb. 69. [N 33, 177; N 64, 52; monogr.]
II-11
|
33631 |
waterput |
pompeput:
pompəpøͅt (L382p Montfort),
put:
pøt (L382p Montfort),
pøͅt (L382p Montfort),
sprong:
sprøŋk (L382p Montfort),
waterput:
wātərpøͅt (L382p Montfort)
|
[DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [RND 08] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)]
I-7
|
24666 |
waterranonkel |
palingkruid:
WLD
paling kroet (L382p Montfort),
waterboterbloem:
-
waterbotterbloom (L382p Montfort)
|
waterboterbloem [DC 60a (1985)] || Waterboterbloem (ranunculus aquatilis). Waterplant; de ondergedoken bladeren zijn slap, fijn verdeeld; de drijvende bladeren zijn ongeveer niervormig met 3-5 brede, gekartelde slippen; de bloemen zijn groot, vrij lang gesteeld, en wit met met een gele voe [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33093 |
waterring van de mijt |
krans:
krans (L382p Montfort),
waterring:
wātǝrreŋk (L382p Montfort)
|
Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24398 |
waterspin |
snijder:
Veldeke
snieder (L382p Montfort)
|
waterspin [N 26 (1964)]
III-4-2
|
18123 |
waterzucht |
water:
het water (L382p Montfort),
waatər (L382p Montfort)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20542 |
wecken |
inkoken:
inkaoke (L382p Montfort, ...
L382p Montfort),
inmaken:
inmake (L382p Montfort),
inma‧kə (L382p Montfort),
wecken:
wecke (L382p Montfort),
weeke (L382p Montfort),
weikke (L382p Montfort)
|
wecken; Hoe noemt U: Steriliseren van levensmiddelen in luchtdicht afgesloten flessen (wecken, inmaken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22860 |
weddenschap |
wedding:
wɛtiŋ (L382p Montfort)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
20435 |
weduwe |
widvrouw:
witvrouw (L382p Montfort, ...
L382p Montfort)
|
weduwe [DC 05 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-2
|