e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mopertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
selderij sellerij: seͅləreͅi (Mopertingen) [Goossens 1b (1960)] I-7
sierlaag laag van andere brikken: lǭx ˲van anǝr brekǝ (Mopertingen) Niet-uitspringende sierlaag van bakstenen met een andere kleur die in het metselwerk wordt verwerkt. [N 31, 30f] II-9
sigaar sigaar: sigaar (Mopertingen) sigaar [ZND 32 (1939)] III-2-3
sikkel sikkel: sɛkǝl (Mopertingen), zikkel: zekǝl (Mopertingen), zī.kǝl (Mopertingen) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
singel singel: s˙eŋǝl (Mopertingen) Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.] I-10
sintel koek: koͅkə (Mopertingen) Hoe heet het overblijfsel van verbrande kolen dat nog eens kan branden ? [ZND 42 (1943)] III-2-1
sjalot sjarlot: šərloͅt (Mopertingen) sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
sjees sjees: šēs (Mopertingen) Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr] I-13
sla, algemeen salade: slōͅt (Mopertingen) [Goossens 1b (1960)] I-7
slachten slachten: slaxtǝ (Mopertingen) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1