e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mopertingen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stenen pot, keulse pot pot: pot (Mopertingen) een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stengel, steel stengel: stɛ.ŋǝl (Mopertingen) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
stier duur: dīr (Mopertingen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfsel stijfsel: samen met znd 7, 48  steͅi̯fsəl (Mopertingen) de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijfselpap stijfsel: stijfsel (Mopertingen) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stibīɛ.gǝls (Mopertingen) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stilstaan ju(j): jȳ (Mopertingen) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stok of twijg om een kind te straffen wis: znd 23, 60c;  wisch (Mopertingen) stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2
stoofkarbonade kuddeltjes: stoofvlees  kødəlkəs (Mopertingen), kweddeltjes: stoofvlees  kwɛdəlkəs (Mopertingen) karbonaden [Goossens 1b (1960)] III-2-3
stoot stoot: stōt (Mopertingen) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11