34314 |
jong varken |
bag:
bax (Q090p Mopertingen)
|
Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.]
I-12
|
34481 |
jonge kip |
pul:
pɛl (Q090p Mopertingen)
|
Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.]
I-12
|
20334 |
jongste kind |
ponnetje:
pôeneke (Q090p Mopertingen)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
18192 |
jurk |
kleed:
e blew kleed (Q090p Mopertingen)
|
blauw kleed [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
jus:
ji (Q090p Mopertingen)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
Opgave:
koken (Q090p Mopertingen)
|
Was er vroeger een ander woord bekend? Zo ja, welk? [Lk 05 (1955)]
III-1-1
|
17603 |
kaakbeen(rand) |
kaakbeen:
kookbeen (Q090p Mopertingen)
|
Welk woord gebruikt men in Uw dialect ter aanduiding van het benige gedeelte van het hoofd, waarin de tanden en de kiezen zitten? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)]
III-1-1
|
21912 |
kaal duivenjong |
kwakjong:
kwàchjo.ŋk (Q090p Mopertingen)
|
Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
20768 |
kaantjes |
krapjes:
krɛpkəs (Q090p Mopertingen),
krappen:
krábə (Q090p Mopertingen)
|
kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
19422 |
kaarsendomper |
kaarsensnuiter:
ki̯asəsnetər (Q090p Mopertingen)
|
kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|