e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Mopertingen

Overzicht

Gevonden: 1389
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
peer, soorten peer: peer (Mopertingen), père (Mopertingen) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)] I-7
penis van de stier durenprik: dīrǝprek (Mopertingen) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
perzikkruid reutsel: rīǝ.tsǝl (Mopertingen) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
peterselie peterselie: pētərsē.li (Mopertingen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peul, dop (znw) schaal: šōͅl (Mopertingen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: pōlə (Mopertingen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulerwten met de schaal: mətə šōͅl (Mopertingen), schaalerwten: šōͅlēͅ.rtə (Mopertingen) [Goossens 1b (1960)] I-7
piekeren prakkiseren: he zit doa alteed te prakkəzèrən (Mopertingen) hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)] III-1-4
pikkeling, zwad met een slag afgepikt inzicht: inzicht (Mopertingen), slag: slǭx (Mopertingen) Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c] I-4
plankmis plankmis: plankmis (Mopertingen) In vele streken moet de kegelbal een in de grond bevestigde plank raken, wanneer de speler hem wegslingert; wat wordt er gezegd wanneer de speler de plank mist (b.v. de bal er over heen werpt)? [ZND 36 (1941)] III-3-2