33877 |
een veulen werpen |
veulen:
vø̜̄ǝlǝ (Q252p Moresnet)
|
Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52]
I-9
|
17585 |
eerste baardharen |
duivelshaar:
dy(3)̄:vəlshōͅ:r (Q252p Moresnet)
|
baardharen, eerste ~ [muggebeen, duivelshaar] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34536 |
ei zonder schaal |
liezenei:
lisǝęi̯ (Q252p Moresnet),
līzǝãi̯ (Q252p Moresnet)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
24142 |
ekster |
hekster:
heͅ‧stər (Q252p Moresnet)
|
ekster (46 overal bekende zwart-witte vogel met lange flodderstaart; broedt in grote stevige takkennesten hoog in hoge bomen (populieren vaak tam gemaakt [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33797 |
elleboog |
elleboog:
elǝbǭx (Q252p Moresnet)
|
Been dat de beweging van de bovenarm van de poot bevordert. Zie afbeelding 2.20. [N 8, 32.1 en 38.2]
I-9
|
17703 |
endeldarm |
aarsdarm:
â.štēͅ.rəm (Q252p Moresnet)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17985 |
epidemie |
aanstekende krankheid:
en ascheikende krankheet (Q252p Moresnet)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
eͅ.rt (Q252p Moresnet),
eͅ.əts (Q252p Moresnet),
ɛ̄ǝ.ts (Q252p Moresnet)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5, I-7
|
24143 |
europese kanarie |
cini:
sî.ne. (Q252p Moresnet)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24144 |
fazant |
fazant:
fa.zā:n (Q252p Moresnet)
|
fazant (83 bekende jachtvogel; hen bruin en kleiner dan de kleurige haan [N 09 (1961)]
III-4-1
|