32749 |
spitten |
graven:
gr ̇ãvǝ (Q252p Moresnet)
|
In de tuin, op een zeer klein perceel of een moeilijk te ploegen hoek van een akker de grond met een spade - al dan niet in voren - uitsteken en omkeren. De simplicia spaden, graven e.d. zijn bij absoluut gebruik van toepassing op het spitwerk als zodanig. Meestal kunnen ze ook transitief gebruikt worden met het te bewerken stuk grond (de tuin e.d.) als object. [N 11, 65a; N 11A, 146a + b + c; N 11A, 50b add; RND 4 + 7 + 8 + 10, zin 4; A 33, 6 + 7 + 16 add.; L 7, 25; S 34; Lu 1, 1c; monogr.; div.]
I-1
|
34483 |
sporen van de haan |
hanensporen:
hānǝšpõ.rǝ (Q252p Moresnet),
hānǝšpǭ.rǝ (Q252p Moresnet)
|
Doornachtige hoornuitwas van de poten van de haan. [N 6, 3; L 7, 27b; monogr.]
I-12
|
24249 |
spreeuw |
spraan:
šprōͅ:n (Q252p Moresnet)
|
spreeuw (21,5 overal talrijke bekende soort; wel eens verward met merel [018]; in voorjaar paars glanzend-zwart en gele bek; rest van het jaar witgespikkeld bruin; altijd druk en in troepen; broedt in allerlei gaten; overal voorkomend [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17591 |
sproeten |
sproetelen:
šprō:tələ (Q252p Moresnet)
|
sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruitje:
šprytšərə (Q252p Moresnet)
|
I-7
|
17819 |
staan |
staan:
sjtooë (Q252p Moresnet)
|
staan [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
24250 |
staartmees |
stotsmeesje:
štu.tsme‧s.kə (Q252p Moresnet)
|
staartmees (14 klein bolletje met heel lang staartje; maakt bolnest van veertjes en mos [N 09 (1961)]
III-4-1
|
28377 |
stal |
stal:
štã.l (Q252p Moresnet)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|
33847 |
stapvoets gaan |
(stapvoets) gaan:
jūǝ. (Q252p Moresnet)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|
21166 |
station |
bahnhof (du.):
’ch ha-(n-)der pèrreplü eĕ gene bahnhof loate sjtooë (Q252p Moresnet)
|
Ik heb mijn paraplu in het station laten staan [ZND 46 (1946)]
III-3-1
|