24251 |
steenuil |
steenuil:
štéͅ.y.l (Q252p Moresnet)
|
uil: steenuil (22 vrij klein en afgerond; veel bij boerderijen, knotwilgen en schuurtjes; roep [wieuw, wieuw] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21487 |
stempelen |
chomeren (<fr.):
Karte 422
chôm(i)eren (Q252p Moresnet),
stempelen:
Karte 422.
stempel(e)n (Q252p Moresnet)
|
stempeln (Arbeitslosenunterstützung beziehen)
III-3-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
baar:
baar (Q252p Moresnet),
pot:
pot (Q252p Moresnet)
|
een stenen pot (hard gebakken, blauwgrijs) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
19641 |
stijfsel |
stijf:
samen met znd 7, 48
štīf (Q252p Moresnet)
|
de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
19642 |
stijfselpap |
stijfsel:
schtiefsel (Q252p Moresnet)
|
stijfselpap [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
34018 |
stilstaan |
ho:
hō (Q252p Moresnet),
ju(j):
jȳ (Q252p Moresnet)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
33103 |
stoppels |
stoppelen:
štopǝlǝ (Q252p Moresnet)
|
De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.]
I-4
|
33805 |
straal |
straal:
štrāl (Q252p Moresnet)
|
Veerkrachtig eeltweefsel, enigszins in de vorm van een pijlpunt (mnl. straal: pijl), dat de driehoekige ruimte van de achterrand van de steunsels van een paardehoef opvult. Tilt men de hoef op, moet er een goed ontwikkelde straal te zien zijn. Beginnend bij de bal van de voet en in één punt uitlopend naar de teen werkt de straal als een antislipmechanisme. Zie afbeelding 5. [JG 1a, 1b; N 8, 33 en 34]
I-9
|
22870 |
strafschop |
penalty (eng.):
Karte 171.
penalty/penanty (Q252p Moresnet)
|
Elfmeter (im Fussballspiel).
III-3-2
|
26680 |
strijker |
strijker:
štrīkǝr (Q252p Moresnet)
|
Paard dat de poten te dicht bij elkaar zet en tijdens het gaan met de enkels tegen elkaar wrijft, waardoor vooral verwondingen aan de kogel (zie het lemma ''kogel'' 3.5.6) kunnen ontstaan. Vgl. het lemma ''haarenkelen'' (5.26). [N 8, 84d]
I-9
|