id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
34266 | vee | beesten: biǝstǝ (Moresnet), vee: viǝ (Moresnet) | Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.] I-11 |
24264 | veldleeuwerik, leeuwerik | leeuwer: lo.wər (Moresnet), lerche: le͂ͅ.rəx (Moresnet) | leeuwerik: veldleeuwerik (17,5 zeer bekend; overal op het open veld, talrijk op trek; prachtige, luide, langdurige zang hoog in de lucht [N 09 (1961)] III-4-1 |
30336 | vensterblinden | vensterslagen: venstǝršlē̜x (Moresnet) | Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.] II-9 |
30332 | vensterluiken | vensterslagen: venstǝršlē̜x (Moresnet [(enkelvoud: venstǝršlāx)] ) | Zie kaarten. De houten panelen die draaiend aan de buitenkant van het huis aan beide zijden van het raam zijn aangebracht. Er bestaan ook losse vensterluiken die 's avonds voor het raam worden geplaatst en 's morgens weer verwijderd worden. Zie voor het woordtype 'vensters' ook Van Keirsbilck I pag. 466 s.v. 'venster': ø̄Ook dikwijls gebruikt in den zin van een beweeglijk luik vóór een venster, aan den buitenkant.ø̄ [N 55, 65a; A 23, 18a; A 46, 11a; L 1 a-m; L 32, 75b; L 1u, 17; L B1, 155; L A2, 409; rnd 49 add.; monogr.; Vld.] II-9 |
22507 | verjaardag | geburtstag (du.): Karte 183. Geburtstag (Moresnet) | Geburtstag. III-3-2 |
18074 | verkouden | stijf: štīf (Moresnet) | Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] I-9 |
33756 | veulen | veulen: vø̜̄ǝlǝ (Moresnet) | Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.] I-9 |
20574 | vieruursboterham | caf-drinken, het -: ət ka.fe dre͂.ŋkə (Moresnet), vieruren-caf, de -: vē:r ū:rə ka.fe (Moresnet) | de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] III-2-3 |
17665 | vingers (spotnamen) | fikken: fikə (Moresnet), knoevelen: B.v. de hat eumer a.les e. zin knuvele. knu.vələ (Moresnet), knoken: knőͅəkə (Moresnet), votvinger: i.e.vot-vingers. fotfeŋərə (Moresnet) | vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1 |
24265 | vink | vink: vê.ŋk (Moresnet) | vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1 |