20730 |
vlaai met deegdeksel |
taart:
tuet (Q252p Moresnet)
|
een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
24266 |
vlaamse gaai |
meerkolf:
mēͅ.rəkəf (Q252p Moresnet)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33784 |
vlees- en spieraanzetting links en rechts op de borst |
kussen:
kø̄sǝ (Q252p Moresnet)
|
[N 8, 11; N 8, 31 en 32.2]
I-9
|
19127 |
vleier |
schmeichelaar (<du.):
schmeicheler (Q252p Moresnet)
|
een bloksleper (vleier) of andere woorden voor vleier, mouwveger enz. [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
17937 |
vlug lopen |
pleiten:
ple.tə (Q252p Moresnet),
vetsen:
vi.tsə (Q252p Moresnet)
|
lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34016 |
vlugger |
hup:
høp (Q252p Moresnet)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|
33867 |
vocht afscheiden |
vemen:
vē̜mǝ (Q252p Moresnet)
|
[N 8, 45, 46 en 48]
I-9
|
33874 |
vochtafscheiding uit de tepels als teken van zwangerschap |
(ze heeft) kegelen:
kixǝlǝ (Q252p Moresnet),
(ze heeft) tippelen:
tipǝlǝ (Q252p Moresnet),
(ze heeft) tippen:
tepǝ (Q252p Moresnet)
|
Er zijn diverse uitdrukkingen ter aanduiding van de komende geboorte van het veulen. De eerste tekenen die op een naderende geboorte wijzen, zijn de volgende: de merrie wordt onrustig en drentelt door haar stal, terwijl ze regelmatig tekenen van krampen en pijn (weeën) vertoont. De hars die zich aan de spenen heeft gevormd, druipt er nu af en de banden zijn los, d.w.z. de spieren aan beide zijden van de staartwortel zijn slap. [N 8, 51]
I-9
|
21958 |
voederen |
voeren:
vūrǝ (Q252p Moresnet)
|
Het geven van voer aan het vee. [Wi 36; Wi 39; L A2, 370; RND 8, 97; S 20; Vld.; monogr.]
I-11
|
23188 |
voetballer |
voetballer:
Karte 165.
fut}/[fot}baller (Q252p Moresnet),
voetbalspeler:
Karte 165.
fut}/[fot}ballspieler (Q252p Moresnet)
|
Fussballspieler.
III-3-2
|