23265 |
galmgaten |
galmgaten:
galmgaoten (P181p Muizen)
|
Galmgaten (in de kerktoren om de klokkenklank door te laten). [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
18135 |
gapende wonde |
gapende wonde:
gaopende won (P181p Muizen)
|
een gapende wonde [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
20980 |
garnaal |
garnaald:
gernaold (P181p Muizen)
|
garnaal [ZND 35 (1941)]
III-2-3
|
17623 |
gebit |
gebit:
gebit (P181p Muizen)
|
hij heeft een goed gebit [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
19725 |
gebouw |
gebouw:
gəbā (P181p Muizen, ...
P181p Muizen)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
22436 |
gebruik |
gewoonte:
gewoente (P181p Muizen)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
hie es godsdienstig (P181p Muizen)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19046 |
geduld |
geduld:
het toch ewa gedeuld (P181p Muizen)
|
Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gewillig:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
een gewillig kind (P181p Muizen),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
gewillig (P181p Muizen)
|
Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geelziekte:
geelziekte (P181p Muizen)
|
de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|