e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Muizen

Overzicht

Gevonden: 442
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselaar metser: mętsǝr (Muizen) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
middag (s middags) noen: nŏĕwn (Muizen), s achternoens: sachternoens (Muizen) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND] III-4-4
mikken mikken: mikə (Muizen) lonken (mikken) [RND] III-3-2
modder, slijk moos: moos (Muizen) modder, slijk [ZND 39 (1942)] III-4-4
moe moe: myi (Muizen) moe [RND] III-1-2
moedig (zijn) moedig: es moedeg (Muizen) hoe drukt ge uit in uw dialect: hij is moedig (hij is geen bangerd, hij durft bv. te vechten) [ZND 39 (1942)] III-1-4
mof moffel: moeffel (Muizen) damesmof (hoe heet een damesmof, namelijk een cylindervormige koker van bontwerk, dienend om de handen warm te houden) [ZND 39 (1942)] III-1-3
mond mond: munt (Muizen) mond [RND] III-1-1
motor moteur: motø͂ͅr (Muizen) motor [RND] III-3-1
muts: algemeen muts: Verouderd te Muizen (zegsman 3 kent het niet).  muits (Muizen) pet, muts, klak [RND] III-1-3