21415 |
pennenhouder |
pennenstok:
pennestok (P181p Muizen)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P181p Muizen)
|
pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
21063 |
peul |
schulp:
scheulp (P181p Muizen)
|
groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
peulen:
peulen (P181p Muizen)
|
[ZND 40 (1942)]
I-7
|
18806 |
piekeren |
nadenken:
nao te denken (P181p Muizen)
|
hij zat daar altijd te mijmeren (onder "mijmeren"verstaan we hier: over zijn zorgen zitten te denken, te piekeren, te prakkezeren) [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
17991 |
pijn |
pijn:
pɛ:n (P181p Muizen)
|
pijn [RND]
III-1-2
|
20876 |
pijpensteel |
steel:
steel (P181p Muizen)
|
Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
22365 |
pinkelen |
wikspel (zn.):
het wikspel (P181p Muizen)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
stekje:
stekje (P181p Muizen)
|
Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
penkse (P181p Muizen)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|