22807 |
portret, foto |
portret (<fr.):
portret (P181p Muizen)
|
Portret. [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
21203 |
postbode |
facteur (fr.):
faktø͂ͅr (P181p Muizen)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
29421 |
pottenbakker |
pottenmaker:
pǫtǝmākǝr (P181p Muizen)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prɛ:zə (P181p Muizen)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdraǝt (P181p Muizen)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
van de gelegeheid profeteere (P181p Muizen)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
20911 |
pruim |
pruim:
praam (P181p Muizen)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
18926 |
prutsen |
prutsen:
prutse (P181p Muizen)
|
prutsen: uitspraak [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18930 |
prutswerk |
geknoei:
wat ee geknoei (P181p Muizen)
|
Wat een geknoei (slecht en slordig werk). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
30687 |
puimsteen |
pruimesteen:
prǭmǝstēn (P181p Muizen)
|
Lichte poreuze gestolde lava met een sponsachtig uiterlijk voor het polijsten van houtwerk en het inschuren van natte grondverf. De 'Gotlandsteen' (Q 162) is een zeer fijnkorrelige zandsteen uit Gotland in Zweden, harder dan puimsteen, die voor fijn schuurwerk wordt gebruikt. [S 29; L 40, 80; N 67, 60c; Renders 1; monogr.]
II-9
|