e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Muizen

Overzicht

Gevonden: 442
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitschelden verwijten: iemand verwijte (Muizen) Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)] III-3-1
vaars vaars: vi̯as (Muizen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vastenavond vastenavond: vastənu:vət (Muizen) vastenavond [RND] III-3-2
vechten vechten: fɛxtə (Muizen) Hij deed geheel de wereld vechten. [RND] III-3-1
vegen, keren borstelen: boͅstələ (Muizen) de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] III-2-1
verfrommelen verfrommelen: verfroemele (Muizen) (papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-1-2
vergeet-mij-nietje vergeet-me-nietje: verget mig nike (Muizen) vergeet-mij-nietje [ZND 40 (1942)] III-4-3
verkouden verkoud: ich ben verkaat (Muizen) ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] III-1-2
verkoudheid kou: je zult eene ka pakken (Muizen) ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] III-1-2
vertuieren tuieren: tø̄rǝn (Muizen) Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.] I-11