e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munsterbilzen

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soorten patronen of dessins bloempje: (mv)  blømkǝs (Munsterbilzen), blokje: (mv)  blękskǝs (Munsterbilzen), ruitje: (mv)  ręjtšǝs (Munsterbilzen), strijpje: (mv)  stripkǝs (Munsterbilzen) Diverse patronen of motieven in de stof. [N 62, 74b; MW] II-7
sorteren met de hand onderrapen: ǫnǝrǭ.pǝ (Munsterbilzen) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5
spaak speek: spē.k (Munsterbilzen) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spade, spitschop schup: šęp (Munsterbilzen) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
speculaas speculatie: spe:kəloͅsə (Munsterbilzen) speculaas [N 29 (1967)] III-2-3
speculaasplank vorm: vørmǝn (Munsterbilzen) De houten koekvorm waarin het deeg voor speculaas wordt gedrukt. [N 29, 90; monogr;] II-1
speeksel uitspuwen spijen: spa.iə (Munsterbilzen) (speeksel uit)spuwen [RND] III-1-1
speen van de koe deem: dɛm (Munsterbilzen) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Munsterbilzen) het vaste vet tussen vlees en huid van de varkens [Goossens 1a (1955)] III-2-3
speld spang: spaŋ (Munsterbilzen) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7