33181 |
ingooien (in een kuiltje) |
gooien:
gūi̯ǝ (Q082p Munsterbilzen)
|
[N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 14 en 15]
I-5
|
34012 |
inhalen |
voorbijsteken:
vǝrbęi̯stē̜.kǝ (Q082p Munsterbilzen)
|
Gaan twee karren achter elkaar en gaat de laatste vlugger vooruit dan de eerste, dan zal ze haar voorganger inhalen. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33030 |
inkappen, eerste slagen maken met de zicht |
inhouwen:
e.nhōǝ (Q082p Munsterbilzen),
inkappen:
ęnkapǝ (Q082p Munsterbilzen)
|
De eerste slagen met de zicht maken in een aan te maaien akker en tevens het uitvoeren van de "eerste fase" van de zichtbehandeling; zie de algemene toelichting van deze paragraaf. De terminologie wordt soms ook gebruikt voor het maken van de eerste gang voor de maaimachine; dit wordt uitdrukkelijk vermeld in K 316, L 270, 294, 320c, 355, 360, 372, 419, 420, 432, P 186, Q 99*, 121c, 197, 197a. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [maaien], zie het lemma ''maaien'' (3.1.1) en de klankkaart (kaart 7) in aflevering I.3. [N 15, 16j; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 23, 16.2; L 48, 32.2; Lu 1, 16.1a; monogr.; add. uit N 15, 16f]
I-4
|
33182 |
inleggen (in een voor) |
inleggen:
ęnlęgǝ (Q082p Munsterbilzen),
leggen:
lęgǝ(n) (Q082p Munsterbilzen)
|
Voor de fonetische documentatie van de typen poten en planten zie het lemma Poten; het verspreidingsgebied van zetten in dit lemma komt niet overeen met dat in het lemma Poten; het type is hier dan ook gedocumenteerd. [N 12, 11; JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
29109 |
innemen |
enger maken:
heŋǝr mokǝn (Q082p Munsterbilzen)
|
Door het innaaien van zomen of plooien het kledingstuk nauwer maken. [N 62, 23a; MW]
II-7
|
25510 |
inrichting om de onderoven te verwarmen |
rooster:
rē̜jstǝr (Q082p Munsterbilzen)
|
Gevraagd is in N 29, 5b naar "de driepikkel met rooster waarop het houtskool wordt gelegd om de onderoven te verwarmen", Daarom komen er ook "rooster"-opgaven voor. Wat het woordtype "douche" betreft moeten wij misschien denken aan een betekenis "warmwaterketel" (zie wbd ii afl. 1 blz. 75). [N 29, 5b]
II-1
|
25607 |
inschieten |
inschieten:
ēnšītǝ (Q082p Munsterbilzen)
|
Het deegbrood in de oven plaatsen. Een bij het werkwoord opgegeven object "brood", "deeg" e.d. wordt niet gedocumenteerd evenmin de bepaling "in de oven". [N 29, 45a; L 40, 13b; N 29, 30b; monogr.; OB 2, 2d]
II-1
|
25589 |
invetten |
smeren:
smęjrǝ (Q082p Munsterbilzen)
|
Blik, vorm of plaat invetten om aankleven van het deeg te voorkomen. [N 29, 38a; monogr.]
II-1
|
25622 |
inzakken |
neerslaan:
nīǝrslǫn (Q082p Munsterbilzen)
|
Het inzakken van het brood op de plaats waar een stuk onrijp deeg zit. Er komen verschillende grammaticale categorieën voor in dit lemma. [N 29, 68b]
II-1
|
21914 |
jong dat pas kan vliegen |
vlug jong:
vlèchjo.ŋk (Q082p Munsterbilzen)
|
Jong dat kan vliegen. [Goossens 1a (1955)]
III-3-2
|