e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munsterbilzen

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kettingsteek ketensteek: kētǝnstik (Munsterbilzen) Een doorlopende serie van lusvormige steken die samen een ketting vormen. Deze wordt als siersteek gebruikt op kleding, huishoudgoed, lingerie en functioneel als garenlus (Het Beste Naaiboek, pag. 133). [N 62, 16a; N 62, 9] II-7
kiembakje bak: bak (Munsterbilzen) Enige tijd voor het planten, van één tot twee maanden, in februari of maart dus, worden de pootaardappelen uit de kelder gehaald en in een kiembak op een warme zolder gezet. De aardappelen zullen dan gaan uitbotten, scheuten krijgen. Hier bewaart men ze tot de eigenlijke poottijd in mei. [JG 1a] I-5
kiemen, schieten, botten van pootaardappelen kijnen: kęi̯nǝ (Munsterbilzen), schieten: šītǝ (Munsterbilzen) J. Goossens heeft in zijn enquêtes twee begrippen afgevraagd: "kiemen" (algemeen van een zaadje) en "botten" (gezegd van een pootaardappel, wanneer deze in de kiembak ligt); afgezien van een klein fonetisch detail zijn er géén afwijkingen tussen beide lijsten van antwoorden, behoudens in P 187, waar "botten" jongen (wellicht schertsend?) is; in Q 3, 5, 9 en 187a waar voor de aardappel botten wordt gegeven (wellicht invloed van de cultuurtaal) en in Q 156 waar voor de aardappels ze zijn gehikt werd opgegeven. De opgaven van beide lijsten zijn derhalve in dit lemma samengenomen. Kienen moet begrepen worden als een contaminatie van kiemen (voor de klinker) en kijnen (voor de slotmedeklinker). Zie ook de toelichting bij het voorgaande lemma Scheut. [N M, 16b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.; add. uit S 17] I-5
kikker kwakvros: kwakfruu̯s (Munsterbilzen) kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril paddengerijs: padəgrīs (Munsterbilzen) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)gerijs: padəgrīs (Munsterbilzen) kikkerrit [RND] III-4-2
kind (algemene benaming) kind: kind (Munsterbilzen) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] III-2-2
kinderhemd kinderhemd: kènnerhimme (Munsterbilzen) Kinderondergoed, kinderhemd [N 114 (2002)] III-1-3
kinketting kinkettel: kenkętǝl (Munsterbilzen) Korte ketting onder de kin van het paard, die de bitringen van de bitstang met elkaar verbindt en tot steun van het bit dient. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 46; monogr.] I-10
kippen hennen: henǝ (Munsterbilzen), hęnǝ (Munsterbilzen) De hennen of de hoenderen. De (vrouwelijke) kippen of hennen vormen de meerderheid in een kippenhok en geven hun naam aan het geheel. Zie afbeelding 8. [N 19, 37; RND 1; Wi 13; Wi 14; Wi 17; A 6, 1b; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 6, 20a; L 28, 35; L 22, 22; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; L 42, 5; L 44, 53; S 14; NE 2, I; Gwn 5, 14; Vld.; monogr.] I-12