e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munsterbilzen

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
malooi baksel: baksǝl (Munsterbilzen), gebakte: gǝbęqdǝ (Munsterbilzen) De hoeveelheid graan die men naar de molen brengt en die groot genoeg is om er één of twee keer van te bakken. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛmaalgoedɛ en ɛbakmeelɛ.' [JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2c; monogr.; N D, 33 add.] II-3
man man: man (Munsterbilzen, ... ) man [RND], [RND] III-3-1
manen manen: mǭ.nǝ (Munsterbilzen) Het lange nekhaar bij een paard. Paarden worden vaak onderscheiden naar de kleur van de manen (zie paragraaf 4.1). Zie afbeelding 2.13. [JG 1a, 1b; N 8, 21] I-9
mannelijk schaap schaapsbok: šoǝbzbok (Munsterbilzen) Het mannelijk schaap in het algemeen. Varianten van het woordtype hamel die voor "mannelijk schaap" zijn opgegeven, zijn naar het lemma ''gesneden mannelijk schaap'' (2.2.5) overgeheveld. [L 5, 30b; L 20, 22a; L 39, 44; L 6, 25; L B2, 319; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 2, 46; A 4, 22a; Wi 12; AGV, m 3; R 3, 34; VLD; S, Q 105 add.; monogr.] I-12
mannelijke duif hoorn: hū.ən (Munsterbilzen) Doffer. [Goossens 1a (1955)] III-3-2
mannelijke eend haan: hǭǝn (Munsterbilzen), weenderik: wīǝndǝrek (Munsterbilzen) [GV, K 2; L 1a-m; L 3, 3; L 14, 18; JG 1a, 1b, 2c; S 18; NE II, 55; Vld.; A 6, add.; monogr.] I-12
mannelijke gans haan: hō.n (Munsterbilzen) [A 6, 5a; A 6, 5c; S 9; L 1a-m; L 1, 59; L 14, 20; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
mannelijke geit bok: buq (Munsterbilzen), geitenbok: gē.tǝbok (Munsterbilzen) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannenonderhemd lijfje: laifke (Munsterbilzen) Mannenondergoed [N 114 (2002)] III-1-3
markt markt: meͅrət (Munsterbilzen), schaains everde mert (Munsterbilzen) Dwars over de markt [ZND 23 (1937)] || markt [RND] III-3-1