e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munsterbilzen

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nascharren, naoogsten opscharren: ǫpšā.rǝ (Munsterbilzen), scharren: šā.rǝ (Munsterbilzen) De akker naoogsten met een rijf of houten hark. De boer deed dit doorgaans zelf, in tegenstelling tot het aren lezen dat dan door anderen werd gedaan. Zie de toelichting bij het lemma ''aren lezen'' (5.2.4). [N 15, 38a; JG 1a, 1b; L 34, 40; monogr.; add. uit N 15, 35; N 18, 93] I-4
nauwgezet; nauwgezet persoon correct: krék (Munsterbilzen), secuur: səkūūr (Munsterbilzen) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] III-1-4
nazaaien, bijzaaien bijzaaien: bęi̯.zɛ̄ǝ (Munsterbilzen) Als het gewas slecht opkomt -dit gebeurt met zaad van slechte kwaliteit of bij grote vochtigheid-, moet er worden nagezaaid. [JG 1a; monogr.] I-4
nek nak: nak (Munsterbilzen) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
netborstel eerlijkheid: ērlǝkhē̜jt (Munsterbilzen) Borstel, kwast of handveger die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. Volgens informanten (in L 289b, L 318b en Q 18, Q 112b) gebeurt dit ook wel met de hand. [N 29, 40b; monogr.] II-1
netvloeistof melk: męlǝk (Munsterbilzen), water: wǫtǝr (Munsterbilzen) Vloeistof die dient voor het bevochtigen van de bovenzijde van het deegbrood. In dit lemma zijn alleen de benamingen opgenomen die een vloeistof of vloeibare substantie aanduiden. Naast een vloeibaar middel gebruikt men ook wel eens een vast product blijkens de opgaven suiker (Q 121), ei (L 269, Q 117a), aardappelenmeel (K 278, L 383, Q 97), bloem (Q 95). Deze laatste benamingen zijn niet verder in dit lemma opgenomen. Daarnaast zijn er allerlei combinaties van een vloeistof met een andere vloeistof of een vast product mogelijk zoals: water waarin wat suiker of ge-klopt eiwit (L 427), meel en water (L 291, Q 35), aardappelmeel met water (L 292, 321, 330, Q 121e), koffie en melk (Q 12), geklopt ei met melk (L 432), witte bloem met water (L 377), eiwit en water (Q 18), zemelen en water (L 270). Deze combinaties zijn ook niet fonetisch gedocumenteerd. Uiteindelijk valt het lemma uiteen in twee groepen. De ene groep bevat algemene benamingen voor "netvloeistof", de tweede groep geeft de benamingen van een bepaald soort vloeistof of vloeibare substantie die als "netvloeistof" gebruikt wordt. [N 29, 40c; N 29, 40d; monogr.] II-1
neusriem snuitriem: snǫu̯trī.m (Munsterbilzen) Leren riempje van de halster dat over de neus van het paard loopt. [JG 1a] I-10
niet drachtig muntig: mentex (Munsterbilzen) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
niet of niet goed voren het mest stroopt: hǝt męst strē.pt (Munsterbilzen), stropen: strē.pǝ (Munsterbilzen) Aan het begin van een nieuwe voor kan het gebeuren - vooral als men de ploegstaart niet stevig vasthoudt - dat de ploeg niet of moeilijk de grond in wil: het ploeglichaam trekt een streep over de harde voor of pakt deze slechts ten dele. Een ploeg voort niet goed, als hij - niet goed afgesteld zijnde - te veel of te weinig grond grijpt of de losgeploegde aarde te hoog opwerpt. Er ontstaan evenmin mooie voren, als er kweekgras, onverteerde mest e.d. in het om te ploegen land zitten en als er zich mest vastzet aan de ploegschei. [JG 1a; N 11A, 124c; monogr.] I-1
niet passen niet mikken: mik nie (Munsterbilzen) Niet passen, gezegd van kleding-stukken [pronsen, bolderen, flodderen, slodderen] [N 114 (2002)] III-1-3