e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munsterbilzen

Overzicht

Gevonden: 1290
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
perzikkruid reutsel: rīǝ.tsǝl (Munsterbilzen) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
pet: algemeen klak: klak (Munsterbilzen) pet, muts, klak [RND] III-1-3
peterselie petersel: pē.tərsel (Munsterbilzen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peul, dop (znw) schaal: šōͅ.l (Munsterbilzen), šōͅ.lə (Munsterbilzen) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: puələ (Munsterbilzen) [Goossens 1c (1955b)] I-7
pijn pijn: pa.in (Munsterbilzen) pijn [RND] III-1-2
pijnen persen: pā.sǝ (Munsterbilzen) Honing door middel van een doek of een pers uit de raten drukken. [JG 1a+1b; monogr.] II-6
pijpenkrul papillote (fr.): pappelotte (Munsterbilzen), toet: toeten (Munsterbilzen) Pijpenkrul. Spiraalvormige haarkrul [pijpenkrul, pijpenlok, papillote] [N 114 (2002)] III-1-1
pikbinder zichtmachine: zix[machine] (Munsterbilzen) Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
pilo pilo: pølu (Munsterbilzen) Soort van gladde stof met een linnen schering en een katoenen inslag, vooral gebruikt voor werkkleding. [N 62, 93a] II-7