e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kunstmest strooien (kunstmest) strooien/strouwen: štrø̜i̯ǝ (Munstergeleen  [(machinaal)]  ), (kunstmest) zaaien: zēǝ (Munstergeleen) Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.] I-1
kunstmeststrooier kunstmeststrouwer/-strooier: [kunstmest]štrø̜i̯ǝr (Munstergeleen) Bedoeld wordt de machine waarmee kunstmeststoffen gelijkmatig over het land worden verspreid. Voor het (...)-gedeelte van de betrokken varianten hieronder zie men de lemmata kunstmest en stalmest. [N P, 9; N 11A, 65b] I-1
kussen kussen: kussen (Munstergeleen) Een uit brons of gietijzer vervaardigd kussen waar het uiteinde van de molenboom in rust en ronddraait. Het kussen is ingewerkt in een vierkant houten of stenen blok. Zie ook afb. 75 en de toelichting bij het lemma ɛsteenɛ. Vanderspickken maakt in de lemmata ɛpan-kussenɛ (Vds 72) en ɛpan-kasseiɛ (Vds 87) geen onderscheid tussen een arduinen steen of een metalen kussen. De opgaven uit het materiaal die specifiek verwijzen naar een steen zijn overgeplaatst naar het lemma ɛsteenɛ.' [Vds 87] II-3
kussensloop kustijk: køͅstēk (Munstergeleen) kussensloop [SGV (1914)] III-2-1
kussentje op het hoofd wis: WNT: wisch (I), 2) Klein kussen bestaande uit een ineengedraaiden bundel of krans van linnen (of stroo), dat bij het dragen van lasten of het hoofd wordt gelegd. Veroud. doch gewest. nog aangetroffen. vgl. Van Dale II. wis.  wösj (Munstergeleen) kussentje op het hoofd bij het dragen van korven [vritsjel, wusj] [N 25 (1964)] III-1-3
kwaadaardig roepen meken: mēǝkǝ (Munstergeleen) [N 8, 47 en 67] I-9
kwaadspreekster klappei: klappèj (Munstergeleen) klappei [SGV (1914)] III-1-4
kwaadspreker kwaadspreker: koatsjprêker (Munstergeleen) kwaadspreker [SGV (1914)] III-1-4
kwaal kwaal: kwaol (Munstergeleen) kwaal [DC 02 (1932)] III-1-2
kwartel kwartel: kwartel (Munstergeleen) kwartel [SGV (1914)] III-4-1