24678 |
loot, nieuw uitgelopen twijgje |
eenjarige scheut:
einjeurige (Q022p Munstergeleen),
loot:
loat (Q022p Munstergeleen),
scheut:
scheut (Q022p Munstergeleen)
|
Hoe noemt u: de organen die in de zomer, zolang ze bebladerd waren scheuten of loten heetten, nadat zij hun bladeren verloren hebben en houtachtig geworden zijn (als ze niet ouder zijn dan één jaar) (twijg die houttwijg of vruchttwijg kan zijn) [N 74 (1975)] || Hoe noemt u: een nieuw uitgelopen twijgje (scheut, schot of lot welke houtscheut of vruchtscheut kan zijn) [N 74 (1975)] || loot [SGV (1914)]
III-4-3
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupe (Q022p Munstergeleen)
|
lopen [SGV (1914)]
III-1-2
|
19500 |
loper |
loper:
loper (Q022p Munstergeleen),
lø̜jpǝr (Q022p Munstergeleen)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
18697 |
losse linnen halsboord |
losse kraag:
losse kraag (Q022p Munstergeleen, ...
Q022p Munstergeleen)
|
halsboord, losse linnen ~ [beurdje, hemdsband] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18699 |
losse manchet |
losse manchet:
losse manchet (Q022p Munstergeleen)
|
manchet, los [hemdsband, toet] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33729 |
losse paal met draad |
veken:
vē̜kǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
33395 |
losse voerbak in de varkenswei |
trog:
[trog] (Q022p Munstergeleen)
|
Gewoonlijk worden de varkens binnen gevoerd. Soms echter gebruikte men een losse voerbak voor buiten, in de varkenswei; over deze laatste bak gaat het in dit lemma. Zie voor de fonetische documentatie van (trog) het lemma "varkenstrog" (2.4.3). [N 5A, 61b]
I-6
|
33365 |
losse voerbak voor runderen |
trog:
truǝx (Q022p Munstergeleen),
trǭx (Q022p Munstergeleen)
|
Een losse bak of kuip waarin men het voer aan de koeien voorzet. Bedoeld wordt een bak waar meer dan één rund uit eet (en soms ook drinkt). Waar deze draagbare en ouderwetse bak niet (meer) bekend is, werden benamingen voor de vaste voerbak opgegeven (krib, trog en hun samenstellingen). Oorspronkelijk diende de krib voor het droge voedsel voor runderen en paarden en de trog voor het natte voedsel voor de varkens, maar in de praktijk lopen de termen dooreen. Sommige opgaven betreffen mogelijk ook het vak voor één koe van de in vakken verdeelde voerbak. Vergelijk de lemmata "voer- en drinkgoot" (2.2.14) en "vaste voer- en drink- en voerbak, krib" (2.2.15). [N 5A, 37c; N 18, 130; monogr.]
I-6
|
18317 |
losse zak onder de rok |
buidel:
bûûl (Q022p Munstergeleen)
|
tas, losse ~, zak of buidel die onder de rok wordt gedragen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
30083 |
luchtbel |
bel:
bęl (Q022p Munstergeleen)
|
De luchtbel in de vloeistof van de waterpas. [N 30, 12b; monogr.]
II-9
|