20774 |
muisjes |
muizenkeuteltjes:
mōēzekeutelkes (Q022p Munstergeleen)
|
Beschuiten met muisjes [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20122 |
muizen |
muizen:
moeze (Q022p Munstergeleen)
|
muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24926 |
mul (zand) |
muf:
mouw (Q022p Munstergeleen),
stof:
sjteuf (Q022p Munstergeleen)
|
mul [SGV (1914)]
III-4-4
|
33687 |
mulle grond |
mul:
mø̜l (Q022p Munstergeleen)
|
Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.]
I-8
|
18632 |
muts met pompon |
hoge muts:
hoag mötsj (Q022p Munstergeleen)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18418 |
muts: algemeen |
muts:
mötsj (Q022p Munstergeleen)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
schansenmijt:
sjansemiet (Q022p Munstergeleen, ...
Q022p Munstergeleen)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)] || houtmijt, stapel takkenbossen [N 27 (1965)]
I-7
|
30091 |
muur |
muur:
mūr (Q022p Munstergeleen)
|
Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld]
II-9
|
22751 |
muziek |
muziek:
muziek (Q022p Munstergeleen)
|
muziek [SGV (1914)]
III-3-2
|
28952 |
naad |
naad:
nǭt (Q022p Munstergeleen)
|
Verbinding die ontstaat bij het aanelkaarnaaien van twee stukken van een stof (Van Dale, pag. 1769). [Wi 5; S 25; Gi 1.IV, 14]
II-7
|