e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nieuwsgierig nieuwsgierig: nuusjièrig (Munstergeleen) nieuwsgierig [SGV (1914)] III-1-4
niezen niezen: neeze (Munstergeleen) niezen, proesten [SGV (1914)] III-1-2
niks waard niks waard: wēͅrd (Munstergeleen) waard (dat is niets ~) [SGV (1914)] III-3-1
noemen noemen: neumə (Munstergeleen) noemen, een naam geven [DC 03 (1934)] III-2-2
nog in het ei zittend kipje kuikje: kykskǝ (Munstergeleen) [N 19, 40a] I-12
nok vorst: vēš (Munstergeleen), vorstboom: vēš˱bǫwm (Munstergeleen) De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.] II-9
nylonkous nylonhoos: nylonhaos (Munstergeleen) nylonkousen [N 24 (1964)] III-1-3
ochtend (vanmorgen ochtend: murge (Munstergeleen) s morgens) [SGV (1914)] III-4-4
oever kant: kanjt (Munstergeleen), oever: oover (Munstergeleen), ovər (Munstergeleen) oever [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-4-4
ogenblikje, korte tijd, eventjes ogenblikje: augənblikskə (Munstergeleen) ogenblikje [DC 03 (1934)] III-4-4