33558 |
okkernoot |
noot:
neut (Q022p Munstergeleen),
noot (Q022p Munstergeleen)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|
20547 |
olie |
olig:
oalig (Q022p Munstergeleen)
|
olie [SGV (1914)]
III-2-3
|
20701 |
oliebol |
nonnenvot:
Nonnevot is een deegstuk waarin een z.g. knoop wordt gelegd en dan in olie wordt gebakken (zie ook tek. vragenlijst). Dit is een specifiek Sittards carnavalsgebak, alhoewel dit op meerdere plaatsen in Zuid Limburg wordt gebakken en gegeten, ook als er geen carnaval is.
nonnevot (Q022p Munstergeleen),
oligbol:
Een gewoon ronde deegbal van tarwe die in olie gebakken wordt.
aoligböl (Q022p Munstergeleen)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
smoutkoek:
sjmautkook (Q022p Munstergeleen)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
ǭlǝ[verf] (Q022p Munstergeleen)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
33745 |
omheinen |
afrasteren:
āfrastǝrǝ (Q022p Munstergeleen),
omtuinen:
omtūnǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
19711 |
omheining |
tuin:
tūnǝ (Q022p Munstergeleen)
|
De omheining in het algemeen. [N 14, 62; N 14, 67; S 11, 13; L 19B, 5a; A 25, 5; RND 8, 20; Gwn 16, 11; monogr.]
I-8
|
17917 |
omhelzen |
om de hals vallen:
om den haus valle (Q022p Munstergeleen)
|
omhelzen [SGV (1914)]
III-1-2
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
wollen plag:
wölle plak (Q022p Munstergeleen)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
sjaal:
sjaal (Q022p Munstergeleen)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|