22849 |
onpaar |
omp:
omp (Q022p Munstergeleen)
|
onpaar [SGV (1914)]
III-3-2
|
33108 |
onregelmatig dorsen |
geen maat houden:
gęi̯n [maat houden] (Q022p Munstergeleen)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
20922 |
onrijp |
onrijp:
onriep fruit ête (Q022p Munstergeleen)
|
fruit [onrijp ~ eten] [SGV (1914)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
onrijp:
onriep (Q022p Munstergeleen)
|
onrijp [SGV (1914)]
I-7
|
20581 |
ontbijt |
morgenbrood:
mörgəbroad (Q022p Munstergeleen)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 6 tot 7 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
33719 |
ontbost terrein met een schop omwerken |
ruimen:
rø̜i̯mǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Het ontboste terrein met een schop omwerken om de achtergebleven wortels te verwijderen. [N 27, 10a]
I-8
|
33711 |
ontginnen |
breken:
brē̜kǝ (Q022p Munstergeleen)
|
Het in cultuur brengen van woeste grond. [N 27, 5; N 11a, 112; monogr.]
I-8
|
34456 |
onvruchtbare geit |
steenbok:
štęi̯nbok (Q022p Munstergeleen)
|
De antwoorden kunnen zowel op een onvruchtbare geit in het algemeen duiden als op een onvruchtbare vrouwelijke geit. [N 19, 72; JG 1a, 1b; N 77, 84; monogr.]
I-12
|
33682 |
onvruchtbare grond |
dorre grond:
dǫrǝ gronjtj (Q022p Munstergeleen)
|
Grond van slechte kwaliteit. De oorzaak kan verschillend zijn. Het gevolg is echter een slecht landbouwproduct. [N 27, 31; N 27, 29; N 11, 2d; N 11, 2f; A 10, 4; N 6, 33a; Vld.; monogr.]
I-8
|
25119 |
onweersbui |
hommelbui:
hommelbuuj (Q022p Munstergeleen, ...
Q022p Munstergeleen)
|
donderbui [SGV (1914)] || onweersbui [SGV (1914)]
III-4-4
|