e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paddestoel (alg.) tatervlees: tatervleisj (Munstergeleen) paddestoel [SGV (1914)] III-4-3
pak, kostuum montering: mantoering (Munstergeleen), pak: ei nuuj pak (Munstergeleen), pak (Munstergeleen) kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] || pak [SGV (1914)] || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)] III-1-3
paling, aal aal: ièl (Munstergeleen) aal [SGV (1914)] III-4-2
pannenkoek pannenkoek: pannekook (Munstergeleen) Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenkoekenbeslag deeg: deig (Munstergeleen) Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)] III-2-3
pannenstrijker panvoegijzer: panvōx˱īzǝr (Munstergeleen) Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.] II-9
pannentang pitstang: petš`taŋ (Munstergeleen) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pap brij: briej (Munstergeleen, ... ), pap: pap (Munstergeleen) brij [SGV (1914)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
papier papier: papier (Munstergeleen) papier [SGV (1914)] III-3-1
paraplu paraplu: parreplu (Munstergeleen) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3