e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
persen persen: pêsje (Munstergeleen) persen [SGV (1914)] III-1-2
perzik pche (fr.): peesj (Munstergeleen) perzik [SGV (1914)] I-7
perzikkruid reuts: ten ZO van Q 021  reutsj (Munstergeleen) perzikkruid III-4-3
pet met opstaand bovenstuk boerenpats: bōērepatsj (Munstergeleen), zijden pats: zieë patsj (Munstergeleen) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen pats: patsj (Munstergeleen, ... ) pet [SGV (1914)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
peul, dop (znw) kever: kèère (Munstergeleen) [N Q (1966)] I-7
peulen, doppen (ww.) keveren: keverre (Munstergeleen) [N Q (1966)] I-7
peulvruchten afhalen bonen afhalen: boine aafhoale (Munstergeleen), ranken: renge (Munstergeleen) boonen afhalen [SGV (1914)] || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)] III-2-3
peulvruchten doppen keveren: keverre (Munstergeleen), vermoedelijk werkwoord  kèvère (Munstergeleen) de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)] || erwten of bonen doppen, ontpeulen [N Q (1966)] III-2-3
piepen piepen: pīpǝ (Munstergeleen) Geluid voortbrengen, gezegd van een jonge kip. [N 19, 48; monogr.] I-12