25111 |
bliksem, bliksemflits |
bliksem:
bliksem (Q022p Munstergeleen)
|
bliksem [SGV (1914)]
III-4-4
|
25113 |
bliksemen |
bliksemen:
het bliksemt (Q022p Munstergeleen)
|
het bliksemt [SGV (1914)]
III-4-4
|
20686 |
blinde vink |
blinde vink:
blènj vènk (Q022p Munstergeleen)
|
Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17683 |
bloed |
bloed:
blood (Q022p Munstergeleen)
|
bloed [SGV (1914)]
III-1-1
|
18057 |
bloeden |
bloeden:
blèù (Q022p Munstergeleen)
|
bloeden [SGV (1914)]
III-1-2
|
22057 |
bloedluis |
bloedluis:
bloodloes (Q022p Munstergeleen),
zwelluis:
zjwélloes (Q022p Munstergeleen)
|
bloedluis, luis die kankergezwellen veroorzaakt aan appelbomen [N 26 (1964)]
III-4-2
|
20693 |
bloedworst |
bloedworst:
bloodwōōsj (Q022p Munstergeleen)
|
Bloedworst (bulling?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24305 |
bloedzuiger |
bloedzuiger:
bloodzuger (Q022p Munstergeleen),
bloedzuiker:
bloodzuker (Q022p Munstergeleen)
|
bloedzuiger [SGV (1914)] || bloedzuiger [lok, echel, deegel, bloodiegel, -zuuker] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24523 |
bloeien |
bloeien:
blø̄i̯ǝ (Q022p Munstergeleen)
|
De algemene uitdrukking voor het in bloei staan of bloesem dragen van planten en gewassen. In het materiaal-JG is uitdrukkelijk opgegeven dat het om het bloeien van koren gaat. In dit lemma worden de werkwoorden bijeengezet; in het volgende lemma komen de zelfstandige naamwoorden aan bod. [JG 1a, 1b; L A2, 373; L 32, 77, R 1, 37; monogr.]
I-4
|
20718 |
bloem |
bloem:
bloom (Q022p Munstergeleen, ...
Q022p Munstergeleen),
blōm (Q022p Munstergeleen)
|
bloem [SGV (1914)] || Bloem bestaat uit het inwendige van de korrel, de meelkern, en is wit tot grauw van kleur. In verband met het onderscheid tussen ''meel'' en ''bloem'' (zie de toelichting bij het lemma ''gemalen en gezuiverd graan'') zijn de opgaven die op het begrip "meel" duiden zoals roggemeel, tarwe, tarwemeel uit dit lemma overgebracht naar het lemma ''gemalen en gezuiverd graan''. Ten aanzien van het woordtype "patent" zij opgemerkt dat de patentbloem komt uit het hart van de meelkern wiens kleur mooi wit is (Schoep blz. 12). De graad van fijnheid wordt aangegeven door "0" (zero). Hoe meer zero''s, hoe fijner de bloem. [N 29, 15c; N 29, 14b; N 29, 14a; N 16, 80; N 29, 16] || Bloem van het meel (bloem, dons, blom, blons?) [N 16 (1962)]
II-1, III-2-3
|