e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snijtand voorste tand: veusjte tantj (Munstergeleen) snijtand [DC 01 (1931)] III-1-1
snoeien snoeien: snuien (Munstergeleen) Hoe noemt u: het snoeien in het algemeen (Hoe spreekt u het woord uit? Heeft u wellicht een ander woord? Welke?) [N 74 (1975)] I-7
snoepen slokken: sjloekke (Munstergeleen) snoepen [SGV (1914)] III-2-3
snoer smikkesnoer: šmekǝsnōr (Munstergeleen) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10
snor snor: sjnor (Munstergeleen), sjnōr (Munstergeleen) snor (knevel) [DC 01 (1931)] || snorbaard [SGV (1914)] III-1-1
snot snot: snot (Munstergeleen) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snuit snoets: sjnoets (Munstergeleen), snuit: šnūt (Munstergeleen), snuits: sjnoets (Munstergeleen) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Snuit [SGV (1914)] I-12, III-1-1, III-4-2
snuit van de wagen naas: nās (Munstergeleen), snuit: šnut (Munstergeleen) De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d] I-13
soep sop: sop (Munstergeleen, ... ) soep [SGV (1914)] || Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
soep van ingewanden nierensoep: nèresop (Munstergeleen) Soep van ingewanden, hart, nieren e.d. (tripsoep?) [N 16 (1962)] III-2-3