e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Munstergeleen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
steunhoutjes tussen steel en balk stijpjes: štipkǝs (Munstergeleen) Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c] I-3
steunpaal voor opgeslagen hoogkar vork: vōrk (Munstergeleen) Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82] I-13
stiefdochter stiefdochter: štēf˂doͅxtər (Munstergeleen), stiefkindje: štēfkeͅntj (Munstergeleen) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: štēfkeͅnjər (Munstergeleen) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmam: štēfmam (Munstergeleen), stiefmem: štēfmɛm (Munstergeleen), stiefmoeder: štēfmōdər (Munstergeleen) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefouders stiefouders: štēfau̯ərs (Munstergeleen) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefvader stiefpap: štēfpap (Munstergeleen), stiefvader: štēf˃vādər (Munstergeleen) stiefvader [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefzoon stiefzoon: štēf˃zōn (Munstergeleen) stiefzoon [DC 05 (1937)] III-2-2
stiekem achterrugs: achterruks (Munstergeleen), heimelijk: heimelik (Munstergeleen) achterbaks [SGV (1914)] || geniepig [SGV (1914)] III-1-4
stier duur: dȳr (Munstergeleen), stier: štīr (Munstergeleen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11